Een 13-delige kroniek over het leven van de burgerij en het werkvolk in Brugge gedurende de jaren 1894 tot 1923. Edgard Onghenae, een wever, wordt ontslagen door de directeur van een Gentse textielfabriek omwille van zijn opruiende activiteiten. Hij gaat naar Brugge en treedt daar in dienst bij Theo van Waefelghem, die op het punt staat zijn fabriek uit te breiden met mechanische weefgetouwen. De nijverige, spaarzame nijveraar heeft een broer, Adelin, die een losbandig leven leidt. De oude huishoudster van de van Waefelghems neemt hem echter telkens weer in bescherming.
